Geschiedenis

Periode 1936-1969

INLEIDING



ORGANISATIE.

Ook in Weststellingwerf is in de dertiger jaren sprake van grote werkloosheid. Veel werklozen moeten naar de werkverschaffing om heide te ontginnen, bossen aan te leggen, sloten en vaarten te graven en wegen aan te leggen. De omstandigheden zijn erg slecht. De raad bepleit dan ook meerdere malen tot verbetering van de positie van de arbeiders in de werkverschaffing.

De boerenstand maakt een moeilijke tijd door en de industrie komt slechts met moeite van de grond. Wel komt er vooral rond Noordwolde een kleine huisindustrie op gang van mandjes- en mattenvlechten.
Ook de Stellingwervers worden geconfronteerd met het oprukken van de Duitse troepen. Het gemeentebestuur maakt kennis met vele maatregelen en moet zich in alle bochten wringen om goede vaderlanders te blijven.
Met instemming van het gemeentebestuur, dwars tegen de Duitse instructies in, krijgen vele evacues uit de Betuwe en Noord-Limburg onderdak in Weststellingwerf?.
Na de oorlog verandert er veel in Weststellingwerf. Echte welvaart begint eigenlijk pas in 1958. Mede dankzij de ruilverkaveling worden onbegaanbare zand- en modderpaden moderne asfaltwegen, plaggenhutten verruild voor nieuwe gerieflijke huur- en koophuizen. De industrie groeit. De gemeenten Oost- en Weststellingwerf worden aangewezen als ontwikkelingsgebieden bij wet van 23 juni 1952. In 1959 komt er een nieuwe industrialisatiepolitiek met stimuleringsregelingen. Dat stimulering nodig is blijkt uit de achterstand van inkomsten van de bevolking van de Stellingwerven met de rest van het land.
Daarnaast komt de recreatie en toerisme op gang.

Sinds 1813 is Nederland een zogenaamde gedecentraliseerde eenheidsstaat: een eenheidsstaat, omdat de uiteindelijke macht aan de wetgever op rijksniveau toebehoort; gedecentraliseerd, omdat de door de overheid te verrichten taken over meerdere bestuurslagen, elk met autonome bevoegdheden, is verdeeld. In Nederland zijn er drie territoriale gedecentraliseerde bestuurslagen, namelijk het rijk, de provincie en de gemeente. De gemeente vormt hiervan de laagste bestuurslaag.

De gemeente bestaat uit drie bestuursorganen:
a. de gemeenteraad. Dit is het hoogste gemeentelijke orgaan. Zij wordt langs democratische weg gekozen door de inwoners van de gemeente. Voorzitter is de burgemeester, terwijl de gemeentesecretaris fungeert als secretaris. Het aantal beschikbare raadszetels is afhankelijk van het aantal inwoners. In 1935 heeft de gemeente 18.804 inwoners, met als gevolg dat de raad uit 17 leden bestaat. In 1946 worden er 19 raadsleden benoemd. Dat aantal is tot nu toe nog niet gewijzigd.

b. het college van burgemeester en wethouders. Dit college wordt door en uit de gemeenteraad gekozen. Zij is te beschouwen als het dagelijks bestuur van de gemeente. Zij bereid door de gemeenteraad te nemen besluiten voor en voert deze vervolgens uit. De benoeming van het college vindt in het algemeen plaats in de eerste gemeenteraadsvergadering na de verkiezingen. Voorzitter is evenals bij de gemeenteraad de burgemeester, terwijl ook hier de gemeentesecretaris, secretaris is.

c. de burgemeester. Deze wordt bij Koninklijk Besluit benoemd. Zijn vervanger is een door het college van burgemeester en wethouders benoemde wethouder. De burgemeester kan worden beschouwd als de centrale figuur. In de gemeenteraad heeft hij een raadgevende stem en in het college van burgemeester en wethouders een stem, die eventueel de doorslag geeft. Alle aan de gemeenteraad of aan het college van burgemeester en wethouders gerichte stukken worden door of namens hem geopend, terwijl alle uitgaande stukken door hem en de gemeentesecretaris worden ondertekend.

Met uitzondering van de periode 1 september 1941- zomer 1946 heeft de gemeente als zodanig gefunctioneerd. Op 1 september 1941 namelijk worden op gezag van de Duitse bezetter de werkzaamheden van de gemeenteraad en de wethouders geschorst ?. Wel mag de burgemeester zich door een commissie laten bijstaan, maar uitsluitend als adviserend orgaan. Vanaf dat moment tot 18 oktober 1944 neemt burgemeester mr. E.N.W. Maas de besluiten. Burgemeester Maas duikt op aanraden van het verzet, met zijn gezin, onder. Hij werd opgevolgd door een boer uit Oppers, Tj. van der Veen?. Maas is niet in zijn functie hersteld, maar krijgt wel ongevraagd eervol ontslag.
Na de oorlog is op grond van het Besluit Tijdelijke Voorziening Bestuur Provinciën en Gemeenten van 5 september 1944 (staatsblad E 86) een tijdelijke of Noodraad ingesteld die zal blijven functioneren tot de gemeenteraadsverkiezingen in de zomer van 1946.

Ten dienste van de hiervoor genoemde bestuursorganen staat een ambtelijk apparaat, met aan het hoofd de door de gemeenteraad benoemde secretaris.
De organisatie bestaat in 1936 uit de volgende onderdelen:
- secretarie;
- gasbedrijf;
- Burgerlijk Armbestuur.
In 1942 wordt besloten om het grondbedrijf aan te wijzen als een tak van dienst.
In 1952 besluit de raad, ter bescherming van degenen die in geldverlegenheid zijn geraakt tegen hen die de nood zullen aangrijpen om zich langs immorele wegen te verrijken, tot stichting van de Gemeentelijke Volkscredietbank.
In 1955 wordt de rijkspolitie omgezet in gemeentelijke politie, terwijl in 1957 wordt besloten tot een concentratie van alle boekhoudingen door het instellen van de tak van dienst Centrale Boekhouding.

In 1958 zijn de volgende takken van dienst aangewezen:
- badbedrijf;
- centrale boekhouding;
- gasbedrijf;
- gemeentewerken;
- grondbedrijf;
- sociale volkscredietbank.
Per 1 januari 1958 wordt de centrale boekhouding belast met de boekhouding van:
- de gemeentelijke instelling van maatschappelijk hulpbetoon;
- de stichting Onze Werkplaats;
- de stichting schooltandverzorging in de gemeente Weststellingwerf, Ooststellingwerf en Lemsterland;
- de stichting ter bevordering van het bibliotheekwezen;
- de stichting Cultureel Fonds Weststellingwerf;
- de stichting Bejaarden centrum en Verpleegtehuis Nieuw-Lindenoord (per 1 januari 1959);
- de woningstichting Weststellingwerf (nader te bepalen datum).
In 1964 wordt de gemeentelijke instelling voor maatschappelijk hulpbetoon opgeheven en vervangen door de gemeentelijke sociale dienst.
In 1969 wordt de serviceflat Lenna geopend en wordt de serviceflat beschouwd als dienst.

In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat de taak van de gemeente voornamelijk bestaat uit het behartigen van de, zeer uiteenlopende belangen van burgers. De taken kunnen worden onderscheiden in autonomie en medebewind. Onder autonomie wordt verstaan de bevoegdheid tot regeling en bestuur naar eigen inzicht van de eigen aangelegenheden door de organen van de gemeente, bijvoorbeeld het Algemeen Reglement van de Politie. Medebewind kan omschreven worden als het verlenen van medewerking aan de uitvoering van hogere regelingen die als bijzondere wetgeving op een bepaalde beleidssector betrekking hebben, bijvoorbeeld de armenzorg. Voor de uitvoering van de taken beschikken de gemeenten over een aantal middelen. In de eerste plaats het hierboven genoemde ambtelijke apparaat, in de tweede plaats financiële middelen.


ARCHIEF.

Tot 1935 is voor de ordening van het archief het zogenaamde rubriekenstelsel toegepast. Met ingang van 1 januari 1936 is als methode van ordening de code van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 1935 gebruikt. In 1969 is besloten om met ingang van 1 januari 1970 te beginnen met de vorming van een nieuw archiefblok. Dit verklaart het begin- en het eindjaar van deze inventaris. Er is veelal op onderwerp, maar ook op zaak geordend. De ingekomen en uitgaande post werd ingeschreven in chronologische registers. Een ordeningplan is niet gemaakt.
In de periode 1936-1969 is er niet of nauwelijks vernietigd. Na 1970 is dit echter wel gebeurd op grond van de lijst, houdende opgaaf van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de gemeente archieven van na 1850, zoals die is vastgesteld door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen d.d. 6 maart 1948 en 14 maart 1948. Van deze vernietiging zijn verklaringen opgemaakt.
Als toegang tot het archief is een dossierinventaris aanwezig, die voor administratief gebruik goed bruikbaar was, maar voor het verrichten van historisch onderzoek minder. Bovendien is een groot aantal bescheiden, zoals bouwvergunningen en de registers van de Burgerlijke stand, hierin niet opgenomen.

Het archief berust vanaf 1980 in de archiefbewaarplaats, die door de gemeenteraad in de vergadering van 21 juni 1982 als zodanig is aangewezen. Voor 1980 heeft een deel van het archief onder erbarmelijk omstandigheden op de zolder van het gemeentehuis aan de Heerenveenseweg gestaan. Daarnaast heeft een groot aantal stukken op de afdelingen en in de verschillende gebouwen gestaan.
In 1944 werd een bijgebouwtje van Lindenoord, waar toen de distributiedienst gevestigd was, aangewezen als tijdelijke archiefbewaarplaats. In 1972 is de zolder boven de raadszaal van het gemeentehuis aan de Heerenveenseweg aangewezen als archiefbewaarplaats.

De materiële toestand van het archief is goed, met uitzondering van de tekeningen behorende bij de uitbreidingsplannen. De bescheiden zijn ontdaan van ijzerwerk en verpakt in zuurvrij materiaal.
Het archief in niet helemaal compleet. Zo missen er een aantal jaren notulen van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders en persoonsdossiers van de burgemeesters uit deze periode. Naspeuringen naar de eventuele verblijfplaats ervan, hebben geen resultaat gehad.

De inventaris beschrijft alleen het archief van de secretarie. De archieven van de diensten en de instellingen waarvoor de administratie gevoerd is, worden apart beschreven. Er is een aantal gedeponeerde archieven namelijk:
- LHNO Wolvega;
- Rietvlechtschool Noordwolde;
- stichting de Oosthoek;
- Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees
Ook deze zullen apart worden beschreven.

Het archief is openbaar met uitzondering van de volgende inventarisnummers: registers van de burgerlijk stand, bevattende de akten van geboorten, huwelijken en overlijden inventarisnummer 620 tot en met 653, het “Archiefregister”, register houdende afschriften van persoonskaarten van vertrokken en overleden personen inventarisnummer 668 tot en met 746. Het Burgerlijk Wetboek regelt de openbaarheid van registers van geboorten, van huwelijken en van overlijden na respectievelijk honderd, vijfenzeventig en vijftig jaar. De persoonsregisters en de zogenaamde archiefregisters zijn op grond van artikel 136 en 137 van de wet GBA niet openbaar. De registers die voor een deel dus openbaar zijn kunnen onder toezicht op de afdeling burgerzaken geraadpleegd worden.
Inventarisnummers 1 en 84 worden van voor 75 jaar van de openbaarheid uitgesloten, op grond van de Archiefwet 1995 artikel 15 lid 1.

In 1970 was er sprake van een totale omvang van circa 112 strekkende meter. Na selectie is er 75 strekkende meter bewaard gebleven, waarvan 35 strekkende meter series.


VERANTWOORDING VAN DE INVENTARISATIE.

Voor het begin- en eindjaar van dit archiefblok is hierboven reeds een verklaring gegeven. In dit archiefblok is een aantal stukken van voor 1936 en na 1969 aangetroffen. Deze zijn teruggeplaatst in de betreffende archiefblokken. Bij enkele stukken blijkt dit niet mogelijk, omdat zij materieel niet te scheiden zijn. Deze zijn geplaats in het archiefblok 1936-1969.

Zoals gezegd is na 1970 uit het archiefblok 1936-1969 vernietigd. Daarnaast zijn tijdens de bewerking in 1995/1996 nog een aantal bescheiden aangetroffen die voor vernietiging in aanmerking kwamen.
De te vernietigen bescheiden zijn getoetst aan de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden van gemeentelijke en intergemeentelijke organen, dagtekende van na 1850, vastgesteld bij gemeenschappelijke beschikking van de minister van welzijn, volksgezondheid en cultuur d.d. 24 augustus 1983 en van binnenlandse zaken d.d. 7 november 1983. Daarbij was de Leidraad voor de selectie op vernietiging van archiefbescheiden van (inter)gemeentelijke organen van de Stichting Brabantse Archief Selectie Commissie een goed hulpmiddel.
Er zijn een aantal stukken bewaard gebleven die wel op de lijst ter vernietiging stonden. Met name een aantal vergunningen in het kader van de openbare orde en stukken betreffende rijkssteun voor woningbouw. Wat de vergunningen betreft is het niet zeker of deze al vervallen zijn, een reden om ze wel te bewaren.
De gemeente heeft bijna geen woningbezit. Door het bewaren van de dossiers met betrekking tot de woningbouw is het mogelijk toch een beeld te krijgen van de woningbouw na de oorlog.
Op het gebied van onderwijs zijn verschillende mislukt pogingen tot stichten van scholen bewaard gebleven, daarvoor was de telkens oplaaiende strijd voor het behoud van kleine scholen de reden.

Bij het beschrijven van de mappen is uitgegaan van de handeling van de gemeente. Er is gebruikt gemaakt van de redactionele vorm “Stukken betreffende...” en “Dossier(s) inzake” indien het gaat om stukken die chronologisch met betrekking tot een bepaald onderwerp bij elkaar zijn gevoegd, respectievelijk zaaksgewijs zijn geordend. In een aantal gevallen is hier echter van afgeweken. Het betreft hier specifieke redactionele vormen (of een afgeleide hiervan), zoals staan vermeld in de Lexicon van Nederlandse Archieftermen. Een voorbeeld hiervan is de term verordening. Om duidelijk te laten uitkomen dat de verordening zelf ook in de map aanwezig is, is gekozen voor een beschrijving “ Verordening... , met stukken betreffende de vaststelling ervan”. Een voorbeeld van een “afgeleide redactionele vorm” is uitbreidingsplan. Deze zijn op dezelfde wijze beschreven als bij de verordeningen.

Bij de ordening is uitgegaan van stukken van algemene aard en stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen ?. Binnen de stukken van afzonderlijke onderwerpen is de ordening vervolgens volgens de code VNG. In een aantal gevallen is hiervan echter afgeweken ter vergemakkelijking van het gebruik. Het betreft bijvoorbeeld de rubriek belastingen en gemeentelijke rechten. Gemeentelijke belastingen en rechten die niet naar doel te klasseren zijn, zijn ondergebracht in de rubriek belastingen en gemeentelijke rechten, geheven als hulpmiddel ten behoeve van de organisatie.
De stukken met betrekking tot burgerlijke stand, bevolkingsregister en verkiezingen zijn ondergebracht in een aparte rubriek, omdat de onderzoeker ze wellicht niet onder de rubriek openbare orde zal zoeken.
Tevens zijn de stukken betreffende de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting afgesplitst van de rubriek openbare gezondheid en in een nieuw gevormde rubriek ondergebracht. Historisch gezien is de plaatsing van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting als aspect van de gezondheidszorg natuurlijk heel goed verklaarbaar, maar deze opvatting is na 80 jaar voor de doorsnee gebruiker niet meer goed te begrijpen ?.
Dat geldt ook voor het buurthuiswerk, dat eens als zedelijke opvoeding werd gezien, maar nu is ondergebracht in de rubriek maatschappelijke zorg. Van de eis dat bij de rubrieken van hetzelfde niveau er een eenheid van verdelingscriterium moet zijn is voor de duidelijkheid voor de onderzoeker wel eens afgeweken. Bijvoorbeeld de rubriek 2.1.6.2. Financiën.

De inventarisatie vond plaats naar aanleiding van het bezoek van de provinciale archiefinspectie en de komst van de Archiefwet 1995. Om de kennis zoveel mogelijk in huis te houden en toch te komen tot het overbrengen van de archiefbescheiden is besloten om mij de opleiding Voortgezette Vorming Archiefbeheer te laten volgen en de tijd en mogelijkheid te geven om deze inventaris te maken en de archiefbescheiden over te brengen.

Bij deze bedank ik het bestuur van de gemeente Weststellingwerf, dat zij mij in de gelegenheid hebben gesteld. Ook gaat mijn dank uit naar mijn mentor, de heer J. de Vries, werkzaam bij de provinciale archiefinspectie Friesland, voor zijn hulp.

Geraadpleegde literatuur:
- Brederveld, mr. Gemeenterecht, Zwolle 1994.
- gemeente Weststellingwerf, Opdat wij nooit vergeten... ; het verzet in Wolvega e.o. 1940-1945, april 1994. (uitgegeven in samenwerking met de Stichting Stellingwerver Schrieversronte).
- Nederlands Archievenblad, jaargangen 84 (1980) en 94 (1990).
- Vries, M.H. de, De historie van Weststellingwerf, oktober 1977.
- Wielinck, H., Onder de griffioen; de geschiedenis en de strijd van Stellingwerf, ongedateerd.
- Wybenga, P., Bezettingstijd in Friesland, Drachten, 1970.

Noten:
? De historie van Weststellingwerf, bladzijde 143.
? Onder de griffioen, bladzijde 112.
? Wybenga, deel 1 bladzijde 114.
? Opdat wij nooit vergeten.....; het verzet in Wolvega e.o. 1940-1945, bladzijde 200.
? Er is niet gebruik gemaakt van de gangbare term “bijzonder”, aangezien “bijzonder” tegenwoordig vooral de gevoelswaarde “ongewoon” heeft. Zie ook: A.J.M. Den Teuling, Stukken van algemene aard, in: Nederlands Archievenblad, 94 (1990), bladzijde 354.
? Zie ook: A.J.M. Den Teuling, Inventarisatie van archieven, gevormd volgens het dossierstelsel. Werkbespreking van docenten ordenen en beschrijven, in: Nederlands Archievenblad 84 (1980), bladzijde 548-566.